Afbeelding
Een gesprek met...

Een gesprek met Linda Prins

Algemeen 1.146 keer gelezen

De onlangs 65 jaar geworden Linda Prins is geboren en getogen in Arnhem. Sinds 1978 woont ze in Hellevoetsluis.

'Ik ben opgegroeid in Arnhem en heb een fantastische jeugd gehad. In Velp heb ik mijn opleiding gedaan in de verpleging en hier ben ik nog anderhalf jaar blijven werken. In 1974 leerde ik mijn man Jan kennen op de wintersport in Oostenrijk. In de 27 jaar daarna zijn we nog ieder jaar in hetzelfde plaatsje, Gerlos, op wintersport geweest. En eigenlijk is het nog steeds de favoriete vakantiebestemming van mij en de kinderen.'

De man van Linda was zeeman in de grote vaart en zat dus veel op zee. 'Hij was altijd langere periode's van huis. Maar op een gegeven moment was de grote vaart niet meer wat het was. Het werd steeds meer containers vervoeren en dan zes uur hier en acht uur daar en dat had hij op een gegeven moment wel gezien. Hij is toen bij de BP hier gaan werken, het tegenwoordige Nerefco, en waar je werk is, is je vaderland. Dus gingen we hier op zoek naar een woning. Brielle vond ik niks, veel te dorps. Toen gingen we wat rondrijden en reden we het langs het kanaal richting Hellevoetsluis. En ik weet nog goed dat ik toen dacht 'Jeetje, je zal dit elke dag moeten rijden, wat een ramp zeg...' Zo kwamen we in Hellevoetsluis terecht en dat was in die tijd, en dan heb ik het over 1978, een groeigemeente. We noemden het toen 'het gat van Nederland'. We zijn gaan wonen aan de Isaac da Costrastraat en in het begin was het heel erg wennen. Dan ging ik winkelen en ik kende natuurlijk niemand. Dan deed ik een stukje Rijksstraatweg, een stukje Moriaanseweg en dan was ik na twee uur weer thuis en ging ik zitten wachten. Ik weet dus heel goed wat een flatneurose is. Maar toen kreeg ik de auto tot mijn beschikking, omdat Jan gehaald en gebracht werd. Ik ben vervolgens rond gaan rijden. Voorne-Putten, Rozenburg, ik heb het allemaal ontdekt. Ik ging vervolgens ook een eiland verder en zag toen ineens een heel klein bordje met 'ziekenhuis' staan in Dirksland. Ik dacht 'dit bestaat niet, in zo'n klein dorp'. Ik ben vervolgens het parkeerterrein opgereden en naar binnen gelopen om te vragen of ze werk voor me hadden. En daar zat zuster van Dommelen, een rijzige directrice. Ik was toen de eerste 'overkanter' zoals dat genoemd werd. Mij werd de vraag gesteld welk geloof ik had. Ik vertelde dat ik wel cathechisatie had gedaan, maar geen belijdenis had afgelegd. Mijn vader was gereformeerd en mijn moeder hervormd, maar daar hebben we nooit iets mee gedaan. Mijn ouders vonden het echter wel heel erg belangrijk dat je met allerlei geloven in aanraking kwam. Dat hoorde in hun ogen bij de opvoeding en ik heb daar dus wel het nodige over meegekregen. Ik werd aangenomen en heb hier zo'n twee jaar gewerkt. Toen ik zwanger raakte van de eerste, ben ik gestopt. In de periode daarna heb ik voor onze twee dochters gezorgd en niet gewerkt, maar wel veel andere dingen gedaan. Toen de kinderen klein waren, heb ik het patiënten servicebureau in het van weel Bethesda ziekenhuis opgericht, en dat bestaat nog steeds. Ook heb ik de peuterspeelzaal De Takkeling aan de Esdoornlaan mee helpen oprichten. Toen de kinderen naar de lagere school De Brandaris gingen, heb ik in de ouderraad en de medezeggenschapsraad gezeten. Ik ben ook van de feesten en partijen en we hebben daar echt hilarische schoolfeesten gehad.'

Toen de jongste tien jaar was, ging het weer kriebelen om te gaan werken. 'Els Rosendaal, de vrouw van dokter Rosendaal, was een goede vriendin van mij. Onze kinderen speelden ook heel veel samen. Op een gegeven moment stond er een advertentie in de krant dat dokter Rosendaal en dokter Dijkstra een assistente zochten. En dat leek me heel erg leuk, dus ik solliciteerde. Maar Els had mijn personalia op de brief afgeplakt. Han Rosendaal las die brief en zei 'dat is een pittige tante, die wil ik wel eens zien'. Toen pas vertelde Els dat het om mij ging. Ik mocht het gaan proberen, dat was op 1 maart 1993. Ik heb wel twee keer een pittig gesprek gehad, want ik was veel te aardig en liet iedereen komen. Zelfs een snotneusje of jeugdpuistje. Ik moest veranderen en dat is aardig gelukt! Ik heb altijd geroepen 'als ik 65 ben, dan stop ik'. Ik had het inmiddels ook wel gezien. Niet met de patiënten. Wat mij nekte, was de administratie, de regeltjes en de privacy, de handtekeningen en de stempeltjes en ga zo maar door. Ik wilde stoppen op het moment dat ik het nog leuk vond en dat heb ik gedaan. Ik heb onlangs een werkelijk fantastisch afscheid gehad. Ik heb altijd met heel veel plezier gewerkt. Ook ben ik dankbaar voor het vertrouwen wat de patiënten al die jaren in mij hebben gehad.'

Linda is echter geen type om stil te gaan zitten. Daar waar haar interesse nu naar uit gaat, is de ouderenzorg. 'Er zitten heel veel mensen te vereenzamen, echt schrijnend. Bijvoorbeeld mensen die in een ziekenhuis hebben gelegen en weer naar huis moeten en die thuis niemand hebben. Daar maak ik me echt ernstig zorgen over. Mijn dringende oproep aan iedereen is dan ook, kijk eens om je heen in je directe omgeving naar mensen die alleen zijn en wip daar eens langs. Vraag of je iets voor ze kan doen. De eenzaamheid achter de voordeur is vaak heel groot. Zo had de bibliotheek ook een hele grote sociale functie, maar sinds deze in de vesting zit, gaan veel ouderen daar niet meer heen, omdat ze bijvoorbeeld met de scootmobiel de vesting niet in durven. Het is te ver weg en de bus komt er niet. Zelf denk ik dat ik hier in de flat het nodige voor de ouderen kan betekenen. Daar ga ik dus eerst beginnen. En verder komt er ook vast nog wel iets anders op mijn pad.'
In haar vrije tijd speelt Linda graag toneel. Ze zit al zo'n 20 jaar bij de toneelvereniging Helvetia. 'Toen ik hier kwam wonen, ben ik begonnen bij Pennoen, maar dat is toen opgeheven. Bij Helvetia spelen we echt heel bijzondere stukken. Ook doen we ieder jaar mee aan het Eenakterfestival in BREStheater in Brielle, waar we ook al de nodige prijzen in de wacht hebben gesleept. Verder sport ik ook en kan ik iedereen seniorenfit aanraden om in beweging te blijven. Bovendien ontmoet je daar ook weer mensen.'

Op de vraag of er iets verbeterd zou moeten in Hellevoetsluis, noemt Linda direct de trottoirs en de fietspaden. 'De vele boomwortels zijn echt levensgevaarlijk. Met name voor e-bikes, scootmobiels en met een rollator. Wat ik ook graag zou zien, is dat kinderen weer meer buiten zouden gaan spelen. Ze zitten nu veelal binnen te gamen. En natuurlijk moet de HAP terugkomen. Het komt nu veel te vaak voor dat mensen wachten tot ze op maandag naar de huisarts kunnen, terwijl ze veel eerder geholpen hadden moeten worden. Maar de afstand is nu voor velen vaak te groot, omdat ze bijvoorbeeld geen vervoer hebben. Verder vind ik het jammer dat er zoveel leegstand onder de winkels is. Zelf doe ik ook zoveel mogelijk mijn inkopen hier en koop ik zelden of nooit iets via internet.' Na haar scheiding woonde Linda tien jaar in de vesting. Sinds zes jaar kijkt ze vanuit haar huidige woning uit over het Haringvliet. 'In de vesting was het zalig wonen. Vooral in de zomermaanden was het daar geweldig. Maar het werd me te klein en toen kwam dit op mijn pad. En ik heb er nog geen seconde spijt van gehad, het is hier echt fantastisch wonen!

Afbeelding
Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant