Afbeelding

De week van Lucie Schepers (32)

Actueel 278 keer gelezen

Zware tijden Telkens verbaas ik me weer over hoeveel er veranderd is sinds de zestiger jaren waarin ik opgroeide, of zoals Ruud het uitdrukt ‘tot volle wasdom kwam’. In de tijdschriften en kranten van toen smeerden de mannen Brylcreem in hun haar, rookten Lucky Strike of Chief Whip en de vrouwen rookten dapper mee, meestal Peter Stuyvesant.

North State ( geel met blauwe pakjes) had zelfs een eigen programma op Radio Luxemburg, het eerste commerciële radiostation, waarbij ‘onze’ Dutch Swing College Band de herkenningsmelodie speelden. Wij vrouwen droegen geen panty’s maar nylonkousen, waarbij het merk ‘Nur Die’ door Radio Luxemburg werd aangeprezen, als ik me niet vergis met een melodietje van trompettist Willy Schobben als tune. Panty’s zijn vele malen praktischer, maar het valt bepaald niet mee om enigszins verleidelijk een panty aan of uit te trekken…De zestiger jaren waren toch vooral de jaren van protest en veranderingen op veel gebieden. De jeugd stond op ( zij het niet al te vroeg) en verweet de oudere generaties van alles en nog wat. Vaak terecht, maar dat maakte het vooral voor mannen in die tijd behoorlijk zwaar, en die hadden het al niet zo makkelijk. Neem alleen al het scheren. De meeste mannen hielden niet van elektrische scheerapparaten ( die trouwens nog nauwelijks voorhanden waren) maar schoren zich nat, met een krabbertje, een kwast en scheerzeep van de Vergulde Hand. Dat was een heel ritueel, want met de kwast en warm water werd het gezicht ingezeept en vervolgens glad geschoren. Soms sneed het mes een puistje open of maakte een sneetje in de kin. Mijn vader riep dan het Opperwezen aan, maar bleek in de praktijk om het bloeden te stelpen aangewezen op een stukje aluinsteen, dat in geen enkele scheerkit mocht ontbreken. Met een volledig onthaard gezicht kunnen de mannen van nu kiezen uit tientallen balsems, aftershaves en zelfs eau de toilette. Mijn vader had dat niet, maar wel Pitralon. Een gemeen bijtend goedje dat nu ongetwijfeld door Amnesty International verboden zou worden, vanwege de martelende pijn die het goedje op de huis veroorzaakte. Het is trouwens nog wel verkrijgbaar, ondertussen in verschillende varianten, voor rond de 8 euro met als omschrijving ‘puur en eerlijk’. Met een vuurrood gezicht kwam mijn vader dan verkwikt achter het donkerbruine bakje met warm water en de scheerspiegel vandaan. Een frisse start, dat wel…Tegenwoordig zijn er krabbertjes met vier mesjes, lubrastrip al dan niet verrijkt met verzorgende aloë vera om de huid te kalmeren. Maar er waren nog meer producten die de zestiger jaren moeilijk te verdragen maakten. Als je keelpijn had was er voor de sterken onder ons Superol. Als kind vond ik het ongelooflijk vies spul, maar het hielp wel bij beginnende keelpijn en het was ook nog goedkoop: gorgelen met een geel tabletje Superol, opgelost in een kopje water. Het had de kleur van ochtendurine. Dus geen slap zuigsnoepje of een siroopje, maar bijna kokhalzend gorgelen. Dat is alleen nog als zuigtabletje verkrijgbaar, maar de dunne lijn tussen gorgelen en overgeven, waarop je met Superol balanceerde wordt daar niet mee benaderd. Keelpijn was een avontuur waarvan de afloop niet bij voorbaat vaststond. In de mooie zomers van de zestiger jaren, werd door veel mensen een raam of een deur opengezet. Dat had twee gevolgen: er kwam verkoelende frisse lucht naar binnen en met die frisse lucht een aanzienlijk aantal vliegen en muggen. Ik herinner me nog als de dag van gisteren hoe mijn vader en moeder mijn slaapkamer rondgingen, gewapend met een krant of een vliegenmepper, tot ze er zeker van waren dat mijn broodnodige nachtrust niet verstoord zou worden. Ander lag dat met de vliegen. Hiervoor had mijn moeder een aantal bij olieman Jaap van Meggelen gekochte vliegenvangers opgehangen waaraan op zomerse dagen al snel tientallen vliegen kleefden, die daarna nog enige minuten spartelden, maar zich gewillig aan de eeuwige slaap overgaven. Bij ons hingen ze aan het plafond en zo hoog dat wij er niet bij konden, maar bij een kinderrijk gezin in de buurt hingen ze aan lampen en dergelijke en als je dan de vliegenvanger helemaal uittrok (optimaal resultaat) hingen ze echt wel op kinderhoogte, zeker als je er een stoel bij pakte… Dat leidde in de Glaciswijk tot de klassieke kreet van een meisje naar haar moeder dat haar broertje ‘alle krentjes van de vliegenvanger opat’. Ik moet daar nog weleens aan denken als ik een raam openzet en de rolhor naar beneden trek. Die zestiger jaren: het waren zware tijden…
Luus

 

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant