Fietje en Meijer Levie
Fietje en Meijer Levie

Het Joodse leven op Voorne-Putten

Algemeen 804 keer gelezen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog trachtte het naziregime de 10 miljoen Europese Joden om te brengen. Veel Duitse Joden emigreerden, anderen werden opgepakt en naar werkkampen gestuurd; de latere vernietigingskampen. Na de oorlog bleek dat zes miljoen Joden waren gedeporteerd en vermoord.

Ook op Voorne-Putten leefden Joodse gezinnen. Zij woonden in Geervliet, Heenvliet, Zuidland, Zwartewaal, Hellevoetsluis en Brielle. Velen hebben de oorlog niet overleefd. Om hen te herinneren liggen er in diverse steden en dorpen struikelstenen. Daarover later in deze serie meer. Eerst gaan aan de hand van ‘een kille in de Mediene’ van Riet de Leeuw van Weenen-van der Hoek terug naar het Joodse leven in Zuidland.

Het leven werd moeilijk
In september 1941 moesten alle Joodse kinderen van hun school af en naar een school voor Joodse kinderen. Sophia Levie, beter bekend als Fietje, Ben Wessels uit Oostvoorne, Roosje Gazan uit Brielle en Charles Levie uit Spijkenisse, moesten van de Uloschool in Hellevoetsluis, naar de Joodse Ulo in Rotterdam, daar gaven Joodse leraren les. Ook zij mochten niet meer op een gewone school les geven. Ze moesten hun auto’s en fietsen inleveren en mochten niet meer met het openbaar vervoer. Ook radio’s moesten ingeleverd worden en ze mochten niet meer telefoneren. Bezoek aan niet-Joden was niet toegestaan, ze mochten ook geen niet-Joods bezoek ontvangen en ’s avonds mochten ze hun huis niet uit.

Jodenster
En vanaf mei 1942 moest iedereen vanaf 6 jaar een gele ster met het woord ‘Jood’ op zijn kleren moest dragen, zodat ze altijd goed herkenbaar waren. Daarnaast kregen ze een grote J op hun persoonsbewijs gestempeld, zodat bij een controle meteen duidelijk was dat zij Joods waren.

Deportatie
Voorne-Putten moest judenfrei gemaakt worden. De bezetter begon met de deportaties van inwoners tussen de 18 en 40 jaar. Zij moesten zich melden voor een werkkamp in Duitsland. Daarom vertrokken Nathan Wessels uit Oostvoorne en Salomon, Hannie, Miep en Roosje Gazan uit Brielle. In hun koffers zat warme kleding en goede schoenen, ze moesten naar Polen en daar was het koud.

Op 17 augustus 1942 werden ze door hun ouders naar het tramstation gebracht. Het trammetje reed eerst naar Loods 24 in Rotterdam, dat was een verzamelpunt. Vandaar naar Westerbork en vervolgens naar Auschwitz. Eind september werden ze op een lijst geschreven van alle Joden die toen niet meer leefden. Maar dat wist niemand in Brielle en Oostvoorne. De ouders bleven hopen dat zij een brief zouden schrijven.

Ben Wessels mocht nog even met zijn ouders in Oostvoorne blijven, net als de familie Van Dijk. Op 7 oktober 1942 werden de familie Van Dijk en moeder Wessels uit huis gehaald en met het trammetje naar Loods 24 in Rotterdam gebracht. Ben en zijn vader volgden een dag later. Vanuit Rotterdam gingen beide families naar de Hollandse Schouwburg in Amsterdam waar beslist werd wie in Amsterdam mocht blijven . Harry (Herri) en Saartje van Dijk werden op 10 oktober doorgestuurd naar Westerbork en vandaar naar Auschwitz. Ben en zijn ouders mochten in Amsterdam blijven waar ze eerst bij familie woonden en later een kamer kregen in het Joodse ziekenhuis. Hier kwam ook zijn zusje Carla bij hen wonen. In augustus 1943 werden alle patiënten en verzorgers gearresteerd en overgebracht naar Auschwitz waar ze meteen vermoord werden. Ook de ouders van Ben ondergingen dit lot. Ben kon nog een paar weken in Amsterdam blijven, maar in september 1943 kwamen ze hem ook halen. Hij moest eerst naar Westerbork. Daar heeft hij tot april 1944 gewoond. Toen vertrok een trein naar Bergen-Belsen en Ben moest ook mee. Carla heeft als enige van de familie Wessels de oorlog overleefd omdat een niet-Joodse schoonmaakster in het ziekenhuis verklaarde dat Carla haar dochter was.

Pienas Levie, de vader van Meijer en Fietje, had er voor gezorgd dat zij niet weg hoefden. Ze kregen hiervoor een speciaal stempel in hun Persoonsbewijs. Toch was er altijd spanning en er werden alvast koffers met kleding klaargezet. Wekenlang zijn Fietje en haar vriendin Rina samen bezig geweest om kleren in orde te maken voor het geval de familie toch nog opgeroepen werd. Meijer gaf als afscheid al zijn vrienden iets dat van hemzelf was. Intussen werden allerlei kleding en spullen door de familie in bewaring gegeven bij vrienden. Want als ze weg moesten, konden ze niet alles meenemen. Er waren mensen die dit hebben gehoord en gezien en het hebben doorverteld en het werd helaas verder doorverteld.

Begin oktober 1942 werd Meijer samen met oom Maan gearresteerd. Ze moesten vertellen bij wie zij hun spullen hadden verstopt. Voor straf moesten ze naar het politiebureau in Rotterdam en daarna naar Westerbork waar ze in de gevangenenbarak kwamen. Meijer en Maan werden op 10 november met totaal 758 mensen in een trein naar Auschwitz gestuurd. Ergens onderweg, bij Kosel, stopte de trein en daar moesten Maan en Meijer en nog veel meer mannen, uitstappen. Zij moesten naar een ander kamp om heel hard te werken. De trein reed daarna verder naar Auschwitz.

Op 27 oktober werden de Joodse families Cohen, Gazan, Philipse en Katan uit Brielle weggehaald. Het gezin Katan woonde sinds mei 1940 in de Voorstraat in Brielle. Vader (Israël) Ies was juwelier en had eerst een winkel in Rotterdam aan de Maaskade. Nadat Rotterdam op 14 mei 1940 was gebombardeerd verhuisde de familie naar Brielle. Vader begon daar opnieuw een winkel in goud, zilver en klokken. Het gezin bestond uit drie kinderen;: Kitty van 11 en haar broertjes Loutje en Guusje. De familie Katan moest meteen door naar Wes­terbork en vandaar, enkele dagen later, naar Auschwitz. Vader Katan werd on­derweg uit de trein gehaald en moest samen met andere mannen naar een ander kamp om te werken.

Een dag later, 28 oktober 1942, werden de Joodse families uit Spijkenisse, Zuidland, Heenvliet en Hellevoetsluis uit hun huis gehaald en naar het tramstation gebracht. Ook zij werden vanuit Rotterdam naar Amsterdam gebracht. Pienas Levie en alle andere families moesten naar Westerbork. Fietje en haar moeder Mina konden in Amsterdam blijven en zijn daar bij familie gaan wonen. Bij de grote razzia in mei 1943 is Fietje opgepakt en overgebracht naar Westerbork. Zij is daar maar een paar dagen geweest; Fietje trof het lot overgebracht te worden naar Sobibor en iedereen die daar aankwam, werd direct omgebracht. Haar trein arriveerde op 4 juni, die met haar ouders kwam op 16 juli aan.

Op maandag 2 november kwam een trein kamp Westerbork binnenrijden. Met 954 passagiers, waaronder Salomon en Elisabeth Blankenstein, de families Levie uit Spijkenisse, Katan en Cohen uit Brielle, Roosje Frenkel uit Hellevoetsluis en een paar leden van de familie Levie uit Zuidland reed de trein naar Auschwitz waar hij op 6 november aankwam. Onderweg stopte de trein en moesten Salomon Levie en zijn zoon Charles de trein uit om naar een ander werkkamp overgebracht te worden.Rachel Goudsmit bleef achter in Westerbork. Zij werd op 5 december overgebracht naar de Joods-Psychiatrische inrichting ‘Het Apeldoornsche Bosch’. Daar was ze veilig, totdat in de nacht van 21 op 22 januari 1943 de instelling door de nazi’s werd ontruimd. Patiënten en een deel van het personeel werden in vrachtwagens weggevoerd en vanaf het station weggevoerd naar Auschwitz. Geen van allen overleefde de oorlog.

Charles en Elly Levie
Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant