Alles plat...Te weinig uitzicht vanuit Fort Haerlem volgens de Duitsers
Alles plat...Te weinig uitzicht vanuit Fort Haerlem volgens de Duitsers Foto: archief Stadsmuseum Hellevoetsluis

Een Hellevoetse jongen in Oorlogstijd (11)

Kleding moest vooral een ramp voor mijn ouders geweest zijn als het mij betrof. Ik zag kans om te groeien tot een lengte van 1.90m. Het begon met een jochie met een korte broek waarin ik tot mijn 16e bleef lopen (1944) omdat er niets te koop was. Eens, ik denk dat het 1943 was, kreeg ik punten voor een kostuum. Daarmee gingen we naar Rotterdam ( dat kon toen nog) waar we in een kledingzaak op de Oude Binnenweg de punten inleverden. De maat werd genomen en er zou bericht komen als de stof er was en het kostuum klaar was. Dat bericht moet nog komen. Ook daar hadden ze honger. Ik had intussen niets. Ik kreeg een oude broek van schoenmaker Rietdijk, waar ik de koning te rijk mee was. Mijn eerste lange broek. Daarna kreeg ik nog een broek van mijn vader. Die was echter veel te kort en moeder zette er toen stukken aan van een andere oude broek die zo verschoten was, dat het resultaat niet om aan te zien was. Maar ik had weer een broek. Toen ik op een zondag, kort na de bevrijding met mijn vader uit de kerk kwam, kwamen we langs een paar Canadese vrachtwagens vol Duitse matrozen die stonden te wachten aan de westzijde van het Kanaalvlak bij de brug. Er stond een met een stengun bewapende Canadees bij voor bewaking. Een paar van die Duitsers keken naar ons en zagen wat voor een mooie zondagse broek ik droeg. Ze wezen er naar en begonnen te lachen. Ik heb mijn vader nog nooit zo kwaad gezien en heb hemel en aarde moeten bewegen om hem mee te krijgen, want hij wou de stengun van die Canadees gaan halen. Het heeft nog lang geduurd voordat ik er fatsoenlijk bij liep.

De afbraak.
Zomer 1943 besloot het Herrenvolk dat ze te weinig uitzicht hadden vanuit Fort Haerlem. Schootsveld heette dat. Ze voelde zich zeker niet lekker …nu …wij allang niet meer! Enfin, Hellevoets moest afgebroken worden. Alles ten westen van de Marinehaven en werf gingen tegen de grond, op enkele gebouwen na zoals café Uiterlinden, de molen, de smederij van Rietdijk en het Bellenhuis waar de Gruehne Polizei in gevestigd was. Verder ging alles plat. Ook buiten de Wallen werd veel gesloopt zoals alle woningen aan de Glacisweg, het Dijkzicht en de Tramhuizen waar mijn schoolvrienden woonden. Er kwamen mensen die de huizen sloopten en zogenaamde, spijkertrekkers die al het afkomende hout op straat spijkervrij maakten. Het werd daarna in schepen geladen en afgevoerd naar Duitsland. We bleven letterlijk en figuurlijk met een enorme berg puin zitten. Bewoners die niet direct op Hellevoet nodig waren, werden door het land verspreid. Zo moesten mijn oom Barend Vermeulen naar Tiel. Ook mijn opa moest weg en ging met zijn zoon mee. Ze zijn daar tot hun dood gebleven. Zo hadden we van de misschoen 1200 inwoners er nog maar 700 over.

Wordt vervolgd…(met dank aan L. J. Elsenaar en Stadsmuseum Hellevoetsluis